D) We beginnen met het meten van de gelijkspanning. Daarvoor heeft deze meter 5 schakelaarstanden, t.w. 200 mV, 2000mV, 20V, 200V, 1000V.
(1 mV = 1 milliVolt = 1/1000 V)
We zetten voor het meten van een gelijkspanning de schakelaar in éen van deze standen. Als we niet zeker weten hoe hoog de te meten spanning is, zet dan de meter op de hoogste stand, in dit geval 1000V. U krijgt altijd een waarde te lezen als er een spanning is. Eventueel schakelt U naar een lagere stand om nauwkeuriger te kunnen aflezen. Digitale meters zijn meestal beveiligd tegen overbelasting, maar probeert U toch niet boven het aangegeven bereik te meten.
B) De meetsnoeren
Dit zijn er twee, meestal een rode en een zwarte. De zwarte wordt meestal gebruikt voor de massa (grond, aarde, min), de rode voor de plus. In de praktijk legt men de zwarte pen meestal aan het chassis of een aardbaan terwijl men de de rode pen gebruikt om te meten.
E) Veel gebruikt wordt de weerstand- of ohm-meter. Deze komt ook van pas bij huishoudelijke klusjes, zoals om na te kijken of een apparaat wel of geen stroom doorlaat. Probeert U eens een ouderwetse gloeilamp te meten met de ohm-meter en gebruik daarvoor de stand 200 of 2000. Als U op geen van de standen een waarde meet, is óf de gloeilamp stuk, óf U heeft de meter niet goed gebruikt. Om te controleren of de meter voor weerstandmeting werkt, zet U hem op het laagste meetbereik en houdt de meetpennen tegen elkaar. De af te lezen waarde moet dan rond of iets onder 1 ohm zijn.